Naborrelen met Koos Vervoort
Ons land telt tweeënhalf miljoen laaggeletterden. Dat betekent dat maar liefst 1 op de 6 Nederlanders niet goed kunnen lezen of schrijven. Een groot en haast onzichtbaar probleem waarvan de gevolgen doorsijpelen in bijna ieder aspect van het leven. Van zelfbeeld tot het vinden van een baan of het lezen van de bijsluiter.
Door Eveline van Gils
Omdat ook het begrijpen van verkiezingsprogramma’s lastig is, zaten er woensdag tientallen laaggeletterden bij ons in de studio. Van dichtbij volgden ze het gesprek tussen Henri Bontenbal, Mona Keizer en Lilian Marijnissen. Ze kregen een belletje dat ze konden rinkelen wanneer de politici te ingewikkelde taal aansloegen.
Verhullen, criterium en bijzondere bijstand: het belletje rinkelde vaak. Meermaals werden woorden zorgvuldig herkozen. Toch kantelde alles in de staart van de uitzending toen Koos Vervoort (64) het woord nam. Met een emotioneel betoog van nog geen anderhalve minuut zette hij al het voorgaande in een ander licht. ‘Allereerst wil ik even op die moeilijke woorden terugkomen’, zei Koos, ‘ik vind het een beetje een zielige kant op gaan.’ Er mogen wel goede bedoelingen achter zitten, geholpen voelt hij zich er niet door.
Koos kampte zelf ooit met een flinke taalachterstand die hij jarenlang voor iedereen verborgen hield. Pas op zijn 43ste kwam zijn grote geheim uit toen zijn vrouw zag hoe hij ‘confitiev’ in plaats van ‘configuratie’ in een zoekbalk tikte. Ze confronteerde hem met haar vermoedens. Achteraf was haar ontdekking, zijn grote bevrijding. Tot die tijd bewandelde Koos een letterloos olifantenpaadje langs het leven. Van formulieren invullen tot zijn theorie-examen halen: een menukaart ging nog wel, maar meer dan dat eigenlijk niet. Op zijn 15e vond hij een baan waarvoor hij geen taalvaardigheden nodig had en vanaf dat moment hield zijn ‘handicap’ succesvol geheim.
Tot die ene dag. Daarna ging Koos met behulp van zijn vrouw terug naar school. Elke dag kwam hij zwaar bezweet thuis, maar hij hield vol. Zijn zelfvertrouwen groeide, hij kreeg de smaak te pakken. Jarenlang had hij stilgezeten en die tijd wilde hij inhalen. Hij ging op schildercursus, werd voorzitter van de biljartvereniging, hij ging op toneel en schreef zelfs een boek.
Koos gunt anderen hetzelfde gevoel van overwinning, maar veel laaggeletterden komen niet toe aan leren. In de uitzending kwam de stoom bijna uit zijn oren. ‘Zij krijgen de kans niet, het wordt ze ontnomen,’ zei Koos. In plaats van rinkelende belletjes en simpele verkiezingsprogramma’s, wil hij dat ze de kans krijgen om die moeilijke woorden zelf ook te leren.
Je eindigde je betoog met ‘word eens wakker’, wat frustreerde je?
‘Ik moest echt op mijn handen zitten. Met begrijpelijke verkiezingsprogramma’s zijn we niet geholpen. Wat we nodig hebben, is iemand die zijn hand uitsteekt. Iemand die zegt van, kom ik ga je helpen om ook naar boven te komen. Ik ben drie keer op straat gegooid terwijl ik mijn stinkende best deed om naar school te gaan. Juist om die moeilijke woorden te leren. 43% van de laaggeletterden werkt nu niet. In plaats van een uitkering, moeten we ze leren lezen en schrijven. Zodat zij ook kunnen meedoen.
Hoe ging dat bij jou?
‘Toen mijn geheim ontdekt werd en ik naar school ging, kreeg ik twee geweldig lieve docenten. Ze toonden interesse en ze hielpen me met liefde én respect. Ik voelde me euforisch toen ik leerde lezen en schrijven, maar daarna ben ik niet meer vooruitgegaan.’
Je smeekt al 19 jaar om ontwikkeling, vertelde je. Waarom lukt dat niet?
‘De overheid biedt een basis aan en ze denken dat jij vanuit uit die basis vooruit kan, maar dat is niet zo. Ik kan nog steeds niet écht meekomen. Ik werk op een plek voor min of meer verstandelijk gehandicapten, terwijl ik een goed stel hersenen heb hè. Ik wil door, maar die kans krijg ik niet.’
Wat zou jou helpen?
‘Les. Veel meer les, maar daar is geld voor nodig en zodra er bezuinigd wordt zijn wij de eerste waar de stekker uit gaat. Kijk mijn taal lijkt nu wel goed, maar je hoort mijn achterstand wel. Ik zou zo graag op hetzelfde niveau komen als de rest. Mensen luisteren nou eenmaal naar wat er uit je mond komt. Als je iets verkeerds zegt, zie je ze afhaken. Dan word je ineens niet meer serieus genomen.’
Maak je dat nog vaak mee?
‘Ja, laatst nog. Ik gebruikte een verkeerd woord. Iedereen keek me aan met een blik waardoor ik meteen wist dat ik fout zat. Oh jee, dacht ik, ik zit er helemaal naast. Maar ik… ik probeer ook maar iets te leren. Corrigeer me dan, denk ik bij mezelf. Toen ben ik er later over begonnen. Ze schrokken en zeiden dat het niet de bedoeling was. Ik probeer nu altijd hulp te vragen. Dat durfde ik vroeger nooit. Ik heb me zo lang geschaamd.’
Wanneer had je voor het eerst door dat je achterliep op de rest?
‘Dat was in de eerste klas. Er zat een jongen met een appel voor me. Ik had al drie dagen niet goed gegeten. Ik was alleen maar met die appel bezig. Mijn hele lichaam wilde die appel. Toen was de les voorbij en had ik alles gemist. Om 11 uur ging ik naar de juffrouw toe om te vragen of ze het nog eens wilde uitleggen. Ze zei dat ik terug naar mijn plek moest gaan. Het was mijn eigen schuld, zei ze. De anderen hadden het wel begrepen. Dat vergeet ik nooit meer. Dan ga je als jochie van zeven zwaar door de grond.’
En toen?
‘Met zoveel honger ga je op een soort overlevingsmodus draaien. Het was bijna niet meer mogelijk om aan te haken. Het voelde alsof iedereen om me heen gelukkig was behalve ik. Zij kregen cadeautjes met sinterklaas, ze gingen op vakantie. Ik had bonnen, oude kleren en karton in mijn schoenen. Ik hoorde er niet bij. Klasgenoten zeiden dat ik asociaal was, dat vond ik zo erg. Je voelt je te veel. Je voelt je niet meer welkom. Daarna kwamen de angst en de schaamte. Ik werd een ettertje en moest van school. Ik pas helemaal niet in de wereld, dacht ik.’
Voel je dat nog steeds wel eens zo?
‘Soms. Ja soms. Ik ben wel eens bij hoogopgeleide mensen geweest, allemaal directeuren van bedrijven enzo. Prinses Laurentien was er ook. Ik voelde me heel erg klein en toen kwam er iets beschamends over me heen. Ik dacht bij mezelf: daar zit je dan, arm jochie. Zij hebben van alles bereikt en wat stel jij nou voor? Ik voelde me heel erg gefaald. Ik probeer me dan te realiseren dat ik de enige aan die tafel ben die zo’n lange weg heeft moeten afleggen. Dan kijk ik achterom naar wat ik gepresteerd heb en dan ben ik toch weer blij. Maar er is nog zoveel wat ik wil ontdekken. Ook al ben ik 64. Ik wil gewoon niet stoppen.’
Nee, dat snap ik. Je hebt 43 jaar om in te halen…
‘Juist! En ik weet wel dat heel veel niet gaat lukken hoor. Het is niet zo alsof ik opeens naar de Vrije Universiteit kan gaan. Ik ben ongetraind en daardoor niet zo snel, maar ik kan het wel leren. Dat denk ik echt. Ik kan nu nergens echt aan mee doen. Dat komt ook door geld, zonder letters verdien je een stuk minder dan de rest. Als de toneelvereniging met elkaar op stap gaat, kan ik niet mee. Ik kan mijn geld maar een keer uitgeven. Soms willen ze voor me betalen, maar dan voel ik me klein. Dat brengt veel van vroeger omhoog. De schaamte, het dom voelen.’
Voel je je inmiddels niet meer dom?
‘Helaas wel. Dat zit in je DNA. Dat is ontzettend moeilijk om los te laten. Mijn vrouw zegt wel eens dat ik achterdochtig ben. Ik denk altijd dat mensen me dom vinden. Je wordt bang van laaggeletterd zijn. Ik ben ook zo vaak gewillig slachtoffer geweest van oplichters. Van die teleurstellingen word je wantrouwig. Ik zeg altijd: een laaggeletterde heeft geen rechten omdat ze niet weten wat hun rechten zijn.’
Waar was je nu als niemand er ooit achter was gekomen dat je laaggeletterd was?
‘Dan was ik een bankhanger gebleven en waarschijnlijk een leven lang depressief. Ik denk trouwens dat mijn vrouw ook was vertrokken. Ik geloofde helemaal niet in mezelf hè? Mijn vrouw wel. Nog steeds schudt ze me nog wel eens flink door elkaar. Zo van: even bij de les blijven jongen.’
Op wat voor momenten is dat nodig?
‘Ik ben veertig jaar depressief geweest, dan ga je langs die randjes. Ik ben nu stikgelukkig, maar soms ben ik moe van het knokken. Moe ben van het bedelen, want je bedelt wat af. Soms voelt het alsof niemand naar me luistert.’
Wat zou je willen zeggen tegen die mensen die niet luisteren?
‘Ieder verhaal is anders, maar de kern bij laaggeletterden is altijd dat je niet aan leren bent toegekomen. Bij mij kwam het door de armoe en dyslexie. Iemand anders wordt bijvoorbeeld door zijn ouders klein gehouden. Wat we allemaal met elkaar gemeen hebben is de schaamte. De enigen die je kunnen helpen is je omgeving. Heb jij het idee dat iemand die je kent moeite heeft met lezen en schrijven, vraag er dan naar. Bied hulp aan.’
Wanneer ben je trots op jezelf?
‘Wanneer ik me gehoord voel. Toen ik in jullie uitzending zat, zei mijn vrouw dat ik haar had verrast. Dat maakt me zo blij. Door mensen die in mij geloven, durf ik nu dingen die ik vroeger nooit zou durven. Zo ben ik bijvoorbeeld gaan zingen en ik speel toneel. Ik heb echt een paar keer een staande ovatie gehad hè? Bij King Lear speelde ik een directeur. Ik had helemaal niet zoveel tekst, maar ik had een sigaar vast en dat deed ik blijkbaar heel goed. De regisseur kwam naderhand naar me toe, hij vertelde dat ik het waanzinnig had gedaan. Dan ben ik de koning te rijk.’