Naborrelen met Ellen Heijmerikx

Door Eveline van Gils

‘Schuilt er een moordenaar in mij?’ dat is de grote vraag die als een donderwolk boven het leven van Ellen Heijmerikx (60) hing. Zij en haar broer groeiden op in dezelfde sektarische geloofsgemeenschap. Ze beleefden dezelfde gewelddadige jeugd en verloren allebei het contact met hun ouders toen ze rond hun 20ste de gemeenschap ontvluchten. Terwijl Ellen ‘buiten’ een stabiel gezinsleven opbouwt, belandt haar broer in Belize, waar hij uiteindelijk drie mensen vermoordt. ‘Als mijn broer in staat is tot moord, schuilt die duistere kant dan ook in mij?’ vraagt Ellen zich sindsdien af.

In haar nieuwe boek, waarover ze woensdag bij Op1 te gast was, onderzoekt ze hoe hun onveilige, gewelddadige jeugd bij de geloofsgemeenschap de Noorse Broeders heeft bijgedragen aan het ontsporen van haar broer. De Noorse Broeders staan namelijk bekend als sekte met een donkere reputatie van misbruik, mishandeling en corruptie. Ellen is begin 20 wanneer ze, acht jaar na Egbert, de Noorse Broeders verlaat. Zij trouwt, krijgt kinderen en opent een bloemenwinkel, terwijl haar boer zich volledig in zijn onderneming stort. In 2011 vertrekt hij naar Belize waar hij, aangetrokken door avontuur en de anarchie, zich een God in zijn eigen land voelt.

Nog geen drie later gaat het helemaal mis. Egbert wordt overvallen en voor dood achtergelaten in zijn huis. Hoewel hij de aanval overleeft, laat de corrupte politie hem in de steek. Wanneer Ellen hem opzoekt, laat hij doorschemeren dat hij zijn drie aanvallers heeft vermoord. Ze was in shock toen ze het hoorde. Niet alleen door wat haar broer had gedaan, maar ook door de manier waarop hij erover sprak. ‘Hij leek haast wel trots,’ vertelt ze. Ze besluit dat ze wil uitzoeken wat Egbert dreef tot deze moorden en of er, door hun gedeelde jeugd, ook iets moordlustigs in haar schuilt. Ze begint met schrijven, maar nog voordat het boek af is, overlijdt Egbert in 2020 aan de gevolgen van kanker.

Wat vond hij ervan dat jij dit boek ging schrijven?
‘Hij stemde ermee in, maar wilde wel dat ik er een soort heldhaftig cowboyverhaal van zou maken. Hij had geen spijt van zijn daden, hij werd in zijn gemeenschap zelfs een beetje om vereerd. Het recht van de sterkste. Door zijn ziekte werd hij uiteindelijk milder. Het macho-masker kwam beetje bij beetje af. Hij zei dat ik het boek mocht schrijven zoals ik dat wilde. Hij was klaar met de poppenkast, ik mocht het echte verhaal vertellen. Aan het einde toonde hij meer inzicht in zijn leven, maar spijt bleef uit. Dat heb ik nooit begrepen.’

Waar denk je dat dit aan ligt?
‘Toen ik dit boek schreef, ben ik daarover gaan nadenken. Als je, zoals wij, in je jeugd wordt geïndoctrineerd, ontwikkelt zich een soort onderdrukte woede. Onder verkeerde omstandigheden kan deze woede op een oncontroleerbare manier naar boven komen. Alle ex-leden van de Noorse Broeders die ik hierover sprak, herkenden dit. Wij zijn vriendelijke, harmonieuze mensen, maar wanneer we onrechtvaardigheid ervaren die ons machteloos maakt, kunnen we exploderen. Dan komt een overweldigende woede naar boven die we niet meer in de hand hebben.’

Hoe werkte die indoctrinatie?
‘Het initiële idee van de Noorse Broeders is op zichzelf niet verkeerd: verbeter de wereld en begin bij jezelf. Maar door dat streven ontstond de gedachte dat Jezus volmaakt was en wij ook volmaakt konden worden, wat een gigantische druk met zich meebracht. Normale emoties en impulsen als woede, irritatie, ongeduld of ijdelheid moesten we onderdrukken. We moesten volmaakt zijn en kregen klappen als dit niet lukte. Ze zagen geweld als een daad van liefde. Zo onderdrukten ze al onze emoties. Tegelijkertijd werd ons ook verteld dat we uitverkoren en superieur waren. Aan de ene kant leer je dat je beter bent dan de rest, en aan de andere kant leef je onder een dictatuur. Die combinatie is giftig.’

Toch wordt niet ieder ex-lid een moordenaar?
‘Het verschil is dat mijn broer trots was op die intense woede, terwijl ik ervoor in therapie ben gegaan. Daarnaast leefde hij in Belize, een land waar geweld veel normaler is.’

Je vraagt je in je boek af of er ook iets moordlustigs in jou schuilt. Wat denk je?
‘Ik ben er niet van overtuigd dat ik het niet zal doen. Soms ben ik bang voor mezelf. Ik kan buitenproportioneel boos worden.  Als ik word getriggerd, weet ik niet hoe ik zal reageren. Als kind mocht ik niet bestaan. Ik ben jarenlang in mijn vrijheid aangetast, waardoor ik nu kan ontploffen wanneer ik me machteloos voel.

Wat gebeurt er op zo’n moment?
‘Het is iets van drie keer voorgekomen. Een keer tegen mijn man en een keer tegen iemand van buiten die me onrechtvaardig behandelde. Ik werd zo boos dat ze echt bang van me werden. Er komt dan iets kils over me heen. Het is een excessieve woede die ik niet meer in de hand heb, maar ik ben er alert op.’

Wat maakt dat jullie uiteindelijk allebei de Noorse Broeders hebben verlaten?
‘Egbert kon zijn lust niet beteugelen. We mochten niks, en dat zat hem dwars. Zelfs zelfbevrediging was verboden, dat werd beschouwd als verspilling van zaad. Intrinsiek wilde hij niet vertrekken, maar hij hield het gewoon niet vol. Zijn vertrek was verschrikkelijk voor mij. Vanaf dat moment was het alsof hij dood was. Zelfs zijn naam werd niet meer uitgesproken.’

En wanneer besloot jij te vertrekken?
‘De onderdanigheid die van vrouwen werd geëist begon me steeds meer tegen te staan. Ik dacht: als ik hier blijf, ga ik kapot. En dat is precies wat het broederschap wil: dat je een willoos individu wordt. Voor mij was de druppel iets wat gebeurde op een conferentie in Noorwegen. Steeds meer meisjes die misbruikt werden, meldden zich bij mij. Met één van hen ging ik naar de huisarts. Dat werd gezien als een doodzonde door de Broeders. Ik werd op het matje geroepen. Ik had geen hulp mogen zoeken buiten de gemeenschap. Doordat ik had gezien hoeveel zij baat zij had gehad bij die externe hulp, wist ik uiteindelijk wie er fout zat en besloot ik te vluchten.’

Hoe was die periode vlak na je vertrek?
‘Het gaf een enorme rust om te vertrekken, ook al was het ook vreemd. Ik had nog nooit naar de radio geluisterd of tv gekeken. Ik was totaal onwetend, maar al snel ontmoette ik mijn man en kon ik, met hulp van mijn broer, een leven opbouwen. Het deed ook pijn om verstoten te worden, maar ik wist waar ik voor tekende.’

Dit is je derde autobiografische boek over de Noorse Broeders. Hoe reageren zij op jouw boeken?
‘Voormalige leden, en dan vooral de jongeren, zijn er blij mee. Het is een ervaring, een wereld, die je met niemand anders kunt delen. Ze waarderen dat mijn boeken een gesprek op gang brengen. Door open te zijn naar elkaar, kunnen we het verwerken. De gemeenschap zelf is uiteraard minder blij. Ze proberen zoveel mogelijk dwars te liggen.’

Zitten er nog familieleden van jou bij de Noorse Broeders nu je ouders zijn overleden?
‘Alleen mijn oudste zus zit er nog, samen met haar gezin. Ik heb geprobeerd haar los te weken, maar het heeft geen zin. Af en toe lijkt het alsof we een goed gesprek kunnen voeren, alsof de gordijntjes even opengaan, maar dan gaan ze vanzelf weer dicht. Ze is gehersenspoeld, net als mijn ouders waren.’

Ben je je ouders beter gaan begrijpen door het schrijven deze boeken?
‘Ik vind het verstoten van een kind vanwege je geloof misdadig. Ik begrijp wat er aantrekkelijk is aan het broederschap, en hoe charismatische leiders die aanbeden worden ervoor kunnen zorgen dat je ze blindelings volgt. Maar dat je een onschuldig kind op deze manier verstoot, is onvergeeflijk. Dat is wat mij betreft net zo erg je kind misbruiken.’

Waarom?
‘Het is geestelijke verkrachting. De ouderlijke liefde is niet meer onvoorwaardelijk, maar gesteld naar regels. Mijn ouders zaten in een andere kerk, een baptistenkerk, maar vertrokken zelf naar de Noorse Broeders. Het praktische ervan trok ze aan. Mijn moeder had vroeger ook veel moeite met onderdanig zijn, maar met de jaren veranderde ze uiteindelijk in een godsdienstwaanzinnige.’

Dus eigenlijk lijk je ook op je moeder. Ook jij had moeite met onderdanigheid…
‘Dat klopt. Mijn moeders afkeer tegen onderdanigheid is de ene kant uitgeslagen en datzelfde kenmerk heeft mij juist precies de andere kant op gebracht. Zij wilde niet meer onderdrukt worden en zocht haar heil in het geloof. Ze stelde zich voor dat ze een profetes was. Ik heb het geloof juist verlaten door die onderdanigheid. Wat mij betreft is het gebrek aan tegengas in de gemeenschap een groot onderdeel van het probleem.’

Waarom?
‘Als je tegengas geeft, zorg je ervoor dat de ander de realiteitszin niet verliest. 80% van de wereldbevolking is gelovig en in de meeste geloven is de vrouw de hulp en de man het hoofd. Door die disbalans verliezen mannen de realiteit uit het oog. Onderdanigheid maakt je schijnheilig. Het slijt erin. Ik vraag me soms af of het allemaal anders was gelopen met Egbert als ik mijn mond had durven opentrekken. Als ik eerder tegen hem in opstand was gekomen. Ik bleef zijn hele leven onderdanig tegen hem. Dat neem ik mezelf kwalijk. Misschien was hij dan wel geen moordenaar geworden.’

Broer, Moordenaar van Ellen Heijmerikx is nu te boek in de boekhandel

Om video’s van YouTube te kunnen tonen dienen Sociale Media koppelingen geaccepteerd te worden.

Cookie instellingen

Kijk hier het gesprek met Ellen Heijmerikx terug.

Vergelijkbare artikelen