Naborrelen met Martin Schalij
‘Vergeet ons niet’ was de dringende kreet van de honderden zorgmedewerkers die woensdagavond voor een speciale Op1 naar Leiden waren afgereisd. Vanuit de centrale hal van het LUMC spraken Carrie ten Napel en Charles Groenhuijsen met artsen, verpleegkundigen en bestuurders, zoals Martin Schalij, over de tekorten in de zorg.
Door Eveline van Gils
Want als je de cijfers ziet, kan je niet anders dan concluderen dat we in een rechte lijn richting een zorginfarct marcheren. Op dit moment werken één op de zeven mensen in de zorg, maar om de vergrijzingsgolf te trotseren, moeten dat er in 2040 één op de vier zijn. Zelfs mét de genomen kabinetsmaatregelen levert dit in 2032 al een tekort van 137.000 mensen op.
Naast dat er te weinig mensen instromen, stromen er ook te veel mensen uit. Ieder jaar verlaten tienduizenden artsen en verpleegkundigen de zorg. Vorig jaar alleen al stopten er 155.000 zorgmedewerkers, onder wie veel jonge verpleegkundigen.
‘Doodzonde’ vindt Martin Schalij, cardioloog en bestuurslid van het LUMC. Aan tafel woensdag liep hij over van de ideeën. Hij weet hoe hij zijn personeel kan behouden, maar het frustreert hem hoe traag alles gaat. ‘Goede initiatieven stranden te vaak in bureaucratie.’
Een ding zit hem het meest dwars: de agressie en scheldkanonnades die verpleegkundigen over zich heen krijgen. ‘We zijn veel te soft’, vindt Martin. Veertig beveiligers moeten ervoor zorgen dat ze hun werk kunnen blijven doen. ‘Bijna iedere dag is er een melding.’ Als ik hem zaterdag vraag of hij denkt dat een zorginfarct nog te voorkomen is, blijkt hij toch optimistisch. ‘Als we de zorg iets anders organiseren komen we al een heel eind.
Je draait al mee vanaf de jaren 90, is dit de lastigste tijd tot nu toe in de zorg?
‘Het is altijd intens geweest, maar er komt een keer een eind aan de rek. Misschien is dat nu. In de jaren negentig had niemand het over burn-outs. Nu vallen ongelofelijk veel mensen uit. Dat zegt genoeg.’
Heb je zelf ooit getwijfeld om te stoppen?
‘Nee. Het vak is zo mooi. Wel was corona heel zwaar. Veel medewerkers zijn toen uitgestroomd, ze trokken het niet meer. Zeker op de verpleegafdelingen zijn heel veel mensen overleden. Personeel was bang om familie te besmetten. Niet alleen artsen en verpleegkundigen, maar iedereen, bijvoorbeeld ook het schoonmaakpersoneel, heeft zo hard gewerkt. De fout die we hebben gemaakt is dat we na corona meteen overgingen tot de orde van de dag. We hebben te weinig tijd besteed aan het verwerken ervan.’
Waaraan merk je dat?
‘Al voor corona hadden we een personeelstekort, maar het was voor sommigen de druppel. Er is een hele andere wereld ontstaan. We zien dat veel jonge mensen wel instromen, maar het niet al te lang volhouden.’
Begrijp je de stoppers?
‘Ergens wel, maar het is ook een generatieverschil. Je ziet over de hele linie dat de jongere generatie artsen en verpleegkundigen een andere ambitie hebben dan wij. Wij vonden het normaal dat er naast onze opleiding geen tijd was voor iets anders. De artsen van nu hebben vaak een gigantisch druk sociaal leven. Zij vinden avond- en nachtdiensten bezwaarlijk. Je ziet daarom ook dat de 7 maal 24 uurs-vakken als cardiologie of gynaecologie een stuk minder populair zijn. Ze worden dan toch liever oogarts, dat is een stuk minder belastend.’
Vind je daar iets van?
‘Nou. Je hebt dit vak wel gekozen omdat je het mooi vindt en dan moet je je realiseren dat het niet ophoudt om 5 uur s middags. Er gaat heel veel geld in de opleiding tot medisch specialist. Ik vind dat we dat best mogen benoemen.’
Maar daar behoud je geen mensen mee…
‘Nee dat doe je bijvoorbeeld door anders te gaan roosteren. Je ziet dat de oudere generatie het prima vindt om zaterdag overdag te werken, maar dat de jongere generatie dan met zijn kinderen op het voetbalveld staat. Het mag allemaal wel wat minder star. Na een wereldreis moet je gewoon weer terug kunnen komen. We moeten rekening gaan houden de wensen van het personeel. Niet alleen in de roosters, maar ook in werkplek. Dat je chirurgieverpleegkundigen laat meelopen met cardiologie. Of het mogelijk maakt dat iemand van communicatie zijinstromer wordt. Die flexibiliteit maakt dat mensen blijven, maar het valt niet eenvoudig te regelen.
Waarom? Jij zit in de raad van bestuur, dat lijkt me de plek waar je dat kan regelen?
‘We zijn er druk mee bezig, maar er werken bijna tienduizend mensen bij ons. Flexibiliteit staat voor sommigen nog steeds gelijk aan risico. Want hoe verantwoord je dat? Die verantwoordingsdrang is sowieso een grote ergernis. Je hoort verhalen van verpleegkundigen die elke minuut moeten verantwoorden. Waarom moet je opschrijven dat je vijf minuten bezig bent geweest met wassen? Ze noemen het de ‘vinkentering’. Dertig procent van hun werk is administratie. Dat is toch te dom voor woorden?
Als je morgen zou wakker worden als minister van zorg en welzijn, zou je de vinkentering dan meteen afschaffen?
‘Tuurlijk moet je dingen goed voor je collega’s opschrijven, maar voor de rest is het wantrouwen. Je wilt een schandaal als die van Sywert van Lienden natuurlijk voorkomen, maar dat zijn excessen. Soms overheerst het idee dat alles een exces is. Iedereen ziet dat de bureaucratie fout is, de politiek ook, maar uit angst voor fraude verandert er niets. Accepteer nou gewoon dat misschien 1 op de 100 medewerkers fraude pleegt. Want nu jaag je door die extreme verantwoording, de overige 99 werknemers tegen je in het harnas. Bij elk incident willen we de controle verstevigen, dat is een reflex maar er gebeuren dingen die niet goed zijn.’
Was dat dertig jaar geleden anders?
‘Ja. De mate van verantwoording is echt heel erg toegenomen. Je kan er ook niet zomaar mee stoppen, want je wordt er wel op afgerekend als je het niet doet.’
Spreek je uit ervaring?
‘Ja tijdens corona. Ik was voorzitter van het regionaal overleg en op een bepaald moment werd beademingsapparatuur afgeleverd in een verkeerd ziekenhuis. Dat moest toen zaterdagavond snel nog allemaal geregeld worden. Ik heb voor een tuchtcollege moeten verschijnen. Achteraf vroegen ze om de bonnetjes, maar die waren er natuurlijk niet. Dat was toen niet de prioriteit. De prioriteit was ervoor zorgen dat er geen mensen doodgingen.’
Een ander probleem is de toegenomen agressie waar verpleegkundigen mee te maken krijgen, vertelde je…
‘Er zijn 7 tot 9 geweldsincidenten per week bij ons. Betrokken, getalenteerde medewerkers haken af wanneer ze dit een paar keer hebben meegemaakt. Ik vind dat we daar veel te soft op reageren. Vandaag weer: dan praat je met de zorgmedewerker die zojuist is uitgescholden en die heeft eigenlijk alleen maar medelijden met de patiënt. Wat dat met haar doet als ze straks thuis is, daar staan we nauwelijks bij stil. Ze zijn ze zo professioneel dat ze eigenlijk zichzelf uitschakelen.’
Wat kan je hier als ziekenhuis tegen doen?
‘Zo’n patiënt kan je dan niet de deur wijzen, maar ik vind wel dat er een grens moet zijn. Wat nu vaak gebeurd is dat we denken van laat maar, die patiënt is ook gewoon zielig, maar zo werkt het niet. Tijdens corona is het vreselijk geweest. Mensen denken dat ze voorrang krijgen als ze kabaal maken. Het is ook omdat iedereen denkt dat de wereld maakbaar is.’
22 november zijn de verkiezingen. Waar hoop je op?
‘De weg die Ernst Kuipers heeft ingeslagen met het integrale zorgakkoord is goed. Aan nieuwe stelselwijzigingen hebben we op dit moment niets, dan wordt het alleen maar chaos. Wij op de werkvloer hebben baat bij rust. De ene partij wil alle zorgverzekeraars afschaffen, de andere wil dat ieder lokaal ziekenhuis alles blijft doen. Prachtige verhalen, maar kom het in de praktijk maar even regelen. De politiek zou zich wat terughoudender mogen opstellen. Niet bij elk incident of elke hype meteen allerlei Kamervragen stellen. We hebben rust nodig. Daarom proberen we nu ook meerjarige contracten af te sluiten met zorgverzekeraars.’
Kan een zorginfarct nog voorkomen worden?
‘Het komt absoluut goed. We worden namelijk ouder, maar we worden ook pas veel later ziek. De gemiddelde leeftijd waarop een defect aan de hartklep werd ontdekt was 56 jaar en is nu 85. Dat scheelt. Als we de zorg anders gaan organiseren komen we al een heel eind. Je ziet dat iedereen die het doet harstikke betrokken is, maar ze branden af door de inflexibiliteit en de extreme verantwoording. Daarnaast moeten we ons realiseren dat niet alles wat kan, ook moet.’
Wat bedoel je daarmee?
‘We geven te veel geld uit. We hoeven niet alles wat in onze gereedschapskist zit, te gebruiken. Zo had ik laatst een patiënt met ernstig hartfalen. We ontdekten dat het misschien door een tumor kwam. In een academisch ziekenhuis gaat iedereen dan meteen los. Voor je het weet dan heb je na allerlei scans een diagnose en een behandelplan. Maar de man was 80. Ik heb hem uitgelegd dat hij de keuze heeft. Hij kan alle behandelingen ondergaan en dan misschien nog iets langer leven of gewoon in redelijke comfort thuis genieten van zijn laatste lente. Daar koos hij voor en de familie was achteraf ontzettend blij. We moeten vaker het gesprek aangaan over het nut van een behandeling.’
Waarom gebeurt dat nu nog niet?
‘Het systeem is heel erg gericht op behandelen. Je krijgt betaald per behandeling. Een goed gesprek levert niet bepaald hetzelfde op als een operatie van één ton. Het lijkt zo trouwens makkelijker dan het is. Want als het om jouw familie draait zou je ook willen dat alles uit de kast gehaald wordt.’