Geertjan Lassche over zijn documentaire Duutsers
Zelfstandig en afgezonderd van de buitenwereld. Omdat Rouveen tijdens de Tweede Wereldoorlog zelfvoorzienend was, gingen de eerste oorlogsjaren grotendeels geruisloos voorbij. Pas na persoonlijke drama’s kwam de angst en haat. In de documentaire ‘Duutsers’ gaat dorpsbewoner en documentairemaker Geertjan Lassche met de inmiddels hoogbejaarde ooggetuigen in gesprek over hun oorlogsherinneringen.
De orthodox–christelijke bewoners van de hechte dorpskern Rouveen, in Overijssel, leken tijdens de Tweede Wereldoorlog wel wat anders aan hun hoofd te hebben. Ze waren sterk op elkaar en op zichzelf gericht. Het leven ging er grotendeels door; zonder heel veel te merken van de oorlog. Althans, zo leek het. Filmmaker Geertjan Lassche, zelf Rouvener, sprak de laatste nog levende ooggetuigen van de oorlog over hun oorlogstijd.
“Ik zag dat het een bijzonder verhaal was”, vertelt Lassche. “Je moet één ding goed begrijpen. De laatste levende ooggetuigen, dat waren de kinderen van toen. Het zijn kinderblikken, die waren nog niet volwassen aan de eettafel. Dat vind ik ook fascinerend.”
Geïsoleerde gemeenschap
“Wat ook ongelofelijk belangrijk is, is dat mijn dorp toen een geïsoleerde en zelfvoorzienende boerengemeenschap was”, gaat de documentairemaker verder. “Eigenlijk was het in die tientallen jaren daarvoor ook al een apart dorp was met die klederdracht. Wat is belangrijk voor een boer? Dat het doorgaat. Er was nog geen mechanisatie, dus het moest maar door en door en door. Er moet een gezin gevoed worden. Dus op het moment dat de Duitser zich nog niet manifesteert, ben je gewoon bezig met zaaien en oogsten.”