Oud-Dutchbatter Remko de Bruijne tegen Nederlandse veteranen: “Ga niet naar Oekraïne”
Ook Nederlandse veteranen uit Afghanistan en Srebrenica vechten mee aan het front in Oekraïne. Waarom zijn de oudgedienden bereid hun leven te geven voor de vrijheid van Oekraïners? Dat bespreken we met oud-Dutchbatter Remko de Bruijne. Hij kent vijf veteranen die zich nu in vuurlinie bevinden.
Ga niet
Steeds meer Nederlandse veteranen trekken naar het front in Oekraïne om daar bij te dragen aan de strijd tegen Rusland. Oud-Dutchbatter en voorzitter van het veteranen foundation Remko de Bruijne wil ze waarschuwen. “Ga vooral niet.” Volgens De Bruijne moeten veteranen niet denken dat het Call of Duty is. “Feitelijk ben je gewoon stateloos. Je meld je aan bij een vreemdelingenlegioen en dat heeft geen status. Op het moment dat je naar de frontlinie in Kiev wordt gestuurd en je raakt daar in de problemen, dan gaat niemand je daar weghalen. Dan mag je hopen dat je krijgsgevangene wordt gemaakt en dat ze je niet gelijk een nekschot geven.
Hoeveel Nederlanders
Voor De Bruijne is het nog onduidelijk hoeveel Nederlanders er precies naar Oekraïne zijn afgereisd. “Het is moeilijk. Oekraïne geeft zelf niet aan hoeveel mensen die kant op zijn gegaan. Ik weet zelf van tientallen, ergens anders wordt gesproken van 30 tot 40 personen en vandaag stond weer ergens 200.” Het is niet alleen onduidelijk hoeveel mensen er zijn vertrokken, ook waar die mensen precies zitten weet De Bruijne niet. “Ze gaan naar de ambassade hier en op basis van je opleiding en ervaring wordt gekeken of je naar Oekraïne mag of niet. Je krijgt twee weken opleiding aan de Poolse grens en daarna zal je naar de frontlinie gestuurd worden.”
Machteloosheid
Volgens Remko de Bruijne zorgt de machteloosheid die veel Dutchbatters hebben gevoeld tijdens hun tijd in Srebrenica ervoor dat ze nu afreizen naar Oekraïne. “27 jaar na dato voelen ze nog steeds de machteloosheid van toen. Het is een kwestie van tijd voordat in Oekraïne een genocide gaat plaatsvinden, net als toen in Srebrenica.”
