Chinees-Indisch specialiteiten restaurants opgenomen in het Nederlands immaterieel erfgoed
Foe-Yong Hai, Babi Pangang, Tjap Tjoi en onze loempia. Het zijn allemaal gerechten die we halen bij de Chinees, maar die inmiddels hartstikke Nederlands geworden zijn. Het Chinees-Indische restaurant is sinds kort officieel Nederlands immaterieel erfgoed. We praten over de kracht van dit fenomeen met Billy Tse, eigenaar van restaurant Mayflower in Haarlem en met journalist/fotograaf Mark van Wonderen. Hij fotografeerde alle 1090 Chinees-Indische specialiteiten restaurants van Nederland.
De vader van Billy Tse begon 36 jaar geleden met een Chinees restaurant in Nederland. Hij was kok in Hongkong, maar daar werd het leven zwaarder en toen besloot hij naar Nederland te komen voor een betere toekomst. Billy heeft het restaurant overgenomen van zijn vader en is daar nu de baas.
Journalist/fotograaf Mark van Wonderen vertelt hoe het Chinees Indisch specialiteiten restaurant, vlak na de oorlog, is ontstaan in Nederland. “In die tijd kwamen veel mensen terug uit Indonesië en die wilde Indonesisch blijven eten, maar dat was hier nauwelijks. De Chinezen sprongen in dat gat en huurden kokkies in die Indische gerechten maakten, maar het heel erg vernederlandste. Zo is het Chinees Indische restaurant ontstaan, uniek in de wereld!”
“Ik denk dat heel veel Nederlanders een fascinatie voor het Chinees Indisch restaurant hebben, uit een soort nostalgie. Tenminste, dat is voor mij zo”, gaat Van Wonderen verder. “Iedereen boven de 30-35 jaar is ermee opgegroeid, omdat je in veel dorpen alleen maar Chinees Indisch restaurant had. Als mijn ouders iets te vieren hadden, een keer per jaar hun huwelijksdag, dan gingen we naar de Chinees. Die fascinatie is altijd gebleven.”