Özcan Akyol over een nieuw seizoen ‘De neven van Eus’
Vijf jaar na de succesvolle eerste reeks van ‘De Neven van Eus’ vervolgt Özcan Akyol in een tweede serie zijn zoektocht naar en door Turkije. Waar Eus in de eerste serie gegidst werd door zijn eigen familie bekijkt hij Turkije deze keer met een bredere blik, geholpen door lokale bewoners. Hij vertelt erover bij Op1.
Syrische vluchtelingen
Özcan Akyol zag in Turkije hoe Syrische vluchtelingen lang niet meer zo welkom zijn als vroeger. ”Veel Syriërs gingen ruim tien jaar geleden naar Turkije. Vooral de rijke Syriërs in het begin. Ze gingen echt hun bestaan daar opbouwen. Ze hadden veel geld te besteden. En in Turkije ben je welkom als je veel geld te besteden hebt. In het begin was het sentiment ook dat het onze broeders waren, ze hebben hetzelfde geloof, we moeten voor hen zorgen. Maar in tien jaar tijd is dat sentiment zo gekanteld. Er stond geen maat op. Op dit moment wordt gezegd dat er ongeveer vier miljoen Syrische vluchtelingen zijn in Turkije. In de stad waar ik ben geweest, met 1 miljoen inwoners, is ongeveer één op de vier Syrisch. Je ziet echt segregatie daar, sociale ontwrichting, angst voor de vreemden en ook echt vreemdelingenhaat. Wij schrikken van wat we in Tubbergen zien, maar ik ben daar tien keer meer geschrokken dan wat ik hier in Nederland meemaak.”
Belangrijkste conclusie
Wat is de belangrijkste conclusie die ‘Eus’ heeft getrokken uit deze tweede serie van ‘De Neven van Eus’? ”Hoe conservatief Turkije ook overkomt, het land is helemaal niet zoals wij dat kennen. Het is zo complex, zo gelaagd, dat ga je in de serie zien, je komt er gewoon niet uit. Dé Turk bestaat niet, ze zijn echt totaal niet homogeen. Dat hebben wij volgens mij wel goed in beeld gebracht.”